|
Colloquium Koninklijke
Bibliotheek Brussel |
|
De Koninklijke Bibliotheek beschikt over een aanzienlijke verzameling bibliofiele uitgaven, kunstenaarsboeken en objectboeken uit de 20ste en 21ste eeuw.
Er zijn in 1991 en 2004 al twee tentoonstellingen geweest over de bibliofiele uitgaven van na 1945. In januari 2017 volgde een colloquium over dit belangrijke segment van de verzameling. Deelnemers aan het colloquium op 26 en 27 januari waren naast Rein Ergo o.a. Vaast Colson, Luc Derijcke, Saskia Gevaert, Pierre-Jean Foulon, Thorsten Baensch en Julie Gilman.
Rein Ergo sprak er volgende lezing uit.
|
|
|
Main d’œuvre revisited. Van kunstenaarsboek tot livre de peintre |
|
|
‘and what is the use of a book,’ thought Alice, ‘without pictures or conversations?’
Lewis Carroll
|
|
|
Het kunstenaarsboek, het livre de peintre of livre d’artiste ontstaat uit de samenwerking tussen een auteur, een kunstenaar en een uitgever. Soms is er een tekst of een gedicht dat om een kunstenaar vraagt. Soms is er een kunstwerk dat een tekst of een gedicht nodig heeft. Vaak worden kunstenaar en dichter gevraagd om samen iets te maken. Tekst en beeld moeten elkaar versterken zonder dat ze hun autonomie verliezen. Ze streven naar een meerwaarde, dat er naast de tekst en naast het beeld een derde kunstwerk tot stand zou komen: een boek.
Het boek wordt zelf het artistieke uitdrukkingsmiddel. Hier ligt het ontstaan van het kunstenaarsboek.
Sinds 1993 brengt Ergo Pers schrijvers en beeldende kunstenaars samen: Hugo Claus en Pierre Alechinsky, Gerrit Kouwenaar en Constant, Roland Jooris en Raoul De Keyser, Cees Nooteboom, John Ashbery en Jürgen Partenheimer. Het is maar een greep.
|
|
Mario De Brabandere, Philippe Vandenberg en André du Bouchet, kunstenaarsboeken in Main d'oeuvre, Roger Raveelmuseum, 2015
|
|
|
Een kleine geschiedenis
|
|
|
De geschiedenis van het kunstenaarsboek is een complexe en boeiende geschiedenis. Het kunstenaarsboek is een medium dat evolueert binnen zijn eigen tijd, maar tegelijkertijd het verleden met zich meedraagt. Binnen die geschiedenis neemt het livre de peintre of het livre d’artiste een bijzondere plaats in. Het zijn Franse termen, omdat Frankrijk een grote traditie heeft in dit soort kunstenaarsboeken. Parijs was jarenlang de natuurlijke culturele hoofdstad van Europa en de wereld. Intellectuelen, schrijvers en kunstenaars vonden er elkaar, discussieerden en werkten met elkaar. Tijdens het interbellum hadden we ook te maken met een uitzonderlijke generatie kunstenaars: Picasso, Matisse, Fernand Leger, Georges Braque, Giacometti en dichters als Pierre Reverdy, René Char, Henri Michaux, Appolinaire kenden elkaar en werkten vaak samen. Daarbij kwam een uitzonderlijke generaties uitgevers die de onderlinge kruisbestuiving in boeken kon vastleggen: Ambroise Vollard, Kahnweiler en later, Tériade, Skira en Maeght.
In een beroemd geworden frase schrijft Stéphane Mallarmé dat de wereld bestemd is om in een boek uit te monden. Een hooggestemd ideaal dat het einde van de negentiende eeuw markeert. En Parijs was de plaats waar het stond te gebeuren.
|
|
Stéphane Mallarmé, Eerste staat van Coup de dés, autograaf (tussen 1 februari en 5 maart 1897)
|
l
|
|
Ook de geschiedenis van het kunstenaarsboek kunnen we laten beginnen bij Mallarmé en zijn Un coup de dés jamais n'abolira le hasard. Dat levert een interessant perspectief op.
Un coup de dés is een cryptisch gedicht. Mallarmé overschreed in dit boek de grenzen van de poëzie en betrad het domein van de beeldende kunst. Woorden en woordcombinaties kregen een eigen betekenis, maar vooral ook hun eigen klank. En door de woorden op een ongebruikelijke manier op de pagina te plaatsen of over het boek te verspreiden, maakte hij er visuele composities van. Witregels kregen een betekenis. Tekst werd beeld.
De typografie van de tekst werd door Mallarmé in 1897 ontworpen voor een uitgave bij Ambroise Vollard, een van de eerste grote Franse uitgevers van kunstenaarsboeken. Maar het boek werd door het plotse overlijden van de auteur niet afgemaakt en kwam pas in 1914 in boekvorm uit. Er zouden nog vele edities verschijnen.
Un coup de dés jamais n'abolira le hasard was ook aanzet van een beroemd geworden editie van Marcel Broodthaers in 1969, waarin de kunstenaar alle woorden heeft doorgestreept en verborgen. En in 1992 tekende Ellsworth Kelly elf lithografieën bij dezelfde tekst. Twee kunstenaarsboeken die in hun verschijningsvorm en betekenis nog steeds actueel zijn.
Terugblikkend op deze geschiedenis kan je stellen dat het livre de peintre al meer dan honderd jaar lang een constante is in de productie van kunstenaarsboeken. Het samenbrengen van tekst en beeld, van literatuur en grafische kunsten heeft altijd kunstenaars en uitgevers geïnspireerd. Ook op het einde van de twintigste eeuw en in het begin van de eenentwintigste eeuw is dat nog het geval. Het is een vanzelfsprekende cross-over.
|
|
Ergo Pers in het Gemeentemuseum Den Haag
|
|
|
Een anachronistische uitgever
|
|
|
Ergo Pers geeft al meer dan 20 jaar kunstenaarsboeken uit waarin het samengaan van literatuur en beeldende kunst een vaak unieke vorm krijgt. Een aantal van deze uitgaven zijn van essentieel belang in het œuvre van bijvoorbeeld Armando, Jürgen Partenheimer of Philippe Vandenberg.
Ergo Pers schrijft zich in in een hedendaagse traditie van het kunstenaarsboek. De uitgaven van Peter Blum, Hank Hine, Josef Kleinheinrich en Bruno Roy zijn een mogelijk internationaal referentiekader. Met deze uitgevers deelt Ergo Pers eenzelfde benadering en een liefde voor kwaliteitsvolle materialen. En de passie voor woord en beeld.
Binnen het beperkte bestek van deze lezing geef ik een summier overzicht van de uitgaven en realisaties van Ergo Pers en ga ik dieper in op de plaats van het livre de peintre in mijn fonds.
Misschien ben ik zoals Peter Blum een ‘anachronistische uitgever’, ik hecht waarde aan de tactiliteit van het object, aan papier en bindwijze, hoe het boek in de hand ligt, hoe het gedrukt is, met een speciale voorliefde voor heliogravure, etsdruk en lithografie. Er is ook aandacht voor de typografie, voor het zwart en de schoonheid van hoogdruk, en uiteindelijk ook voor de verschijningsvorm van het boek, hoe het zich aan ons voordoet, hoe het zich toont aan de lezer en aan de wereld, en iets ruimer gesteld, hoe het kunstenaarsboek kan functioneren in een museale ruimte.
Stel het je voor: je groeit op in een artistiek milieu, je leert de literatuur kennen, de muziek, je komt in contact met kunstenaars, musici en dichters, en je slaagt erin de passies die je daar hebt ontwikkeld, de passie voor het woord, de passie voor het beeld, je slaagt erin om die rijkdom vast te houden door boeken te maken waarin beide passies een plaats hebben.
Kunstenaarsboeken. Boeken met kunstenaars.
Ik zal hier een poging doen enkele boeken die ik in de loop der jaren met kunstenaars gemaakt een plaats te geven in een iets groter geheel, ik zal proberen uit te leggen wat voor mij de inzet is van het livre de peintre.
|
|
|
Main d’œuvre, handwerk
|
|
|
De titel van deze lezing komt uit een klein boekje van Roland Jooris, Solesmes, een essay over Pierre Reverdy. Main d’œuvre was de titel van diens eerste verzamelde gedichten. Roland Jooris vertaalde het mooi als ‘handwerk’.
In die eerste verzamelde gedichten van Reverdy was ook Le Chant des Morts opgenomen, een klassiek geworden kunstenaarsboek dat de dichter samen met Picasso maakte.
Het lijkt op het eerste zicht wat vreemd hier een beeldenreeks te openen met een boek dat geen Ergo Pers boek is, en dat behoort tot de canon van de kunstenaarsboeken van vorige eeuw. Daar zijn enkele goede redenen voor.
|
|
Pierre Reverdy. Pablo Picasso, Le Chant des Morts, Paris, Tériade, 1948. De balans tussen de kalligrafie van Reverdy en de bloedrode
arabesken van Picasso karakteriseerde de uitgever als volgt: 'Het is alsof ze met elkaar in gesprek zijn'.
|
|
|
Le Chant des Morts toont de traditie waarin mijn uitgaven zich inschrijven, het livre de peintre.
Tériade, de uitgever van Le Chant des Morts, zei over Picasso en Reverdy ‘Het is alsof ze met elkaar in gesprek zijn'. Le dialogue par le livre in de woorden van Yves Peyré.
Een van de redenen waarom het boek als artistiek medium zo aantrekkelijk is, is dat het zich niet laat begrenzen. Het wordt gemaakt door kunstenaars die afwijken van gangbare patronen en door de kunstwereld opgelegde gewoontes. Vernieuwing is daarbij vaak een motor. Picasso kon de 125 tekeningen voor Le Chant des Morts maken op zinkplaat, en niet op de gebruikelijke lithosteen. Dankzij nieuwe fotografische druktechnieken kon bijvoorbeeld het handschrift van dichters gereproduceerd worden, dat gold ook voor de kleine uitgaven van Cobra en voor het kunstenaarsboek dat in de jaren zestig ontstond, waar nieuwe, goedkope druktechnieken ervoor zorgden dat kunstenaars zelf boeken konden uitgeven.
Ik maak als uitgever een tegengestelde beweging, ik verleid kunstenaars tot de beperking van het livre de peintre, ik keer terug in de tijd, en dat is niet evident.
Maar het is een beperking die ik mezelf opgelegd heb, deels vanuit een sterke voorliefde voor oude, negentiende-eeuwse reproductietechnieken zoals bijvoorbeeld de etsdruk en de lithografie, deels omdat ik op die manier het hele productieproces zelf in handen kan houden.
|
|
|
Main d’œuvre: 20 jaar Ergo Pers |
|
|
De uitgaven van Ergo Pers werden het voorbije jaar met de nodige aandacht gepresenteerd in het Roger Raveelmuseum en het Gemeentemuseum in Den Haag. Onder de titel Main d’ œuvre had ik de kans de identiteit van mijn uitgaven te omlijnen. Het gaf me ook de kans terug te blikken op twintig jaar boekproductie.
Het genoegen dat bij het samenstellen van beide tentoonstellingen hoorde was evenredig aan het plezier om oude contacten te hernieuwen, vriendschappen weer op te nemen, en met schrijvers en kunstenaars te werken aan een kleine geschiedenis van Ergo Pers. Een leven met boeken in beeld te brengen.
Toen ik enkele uitgaven selecteerde voor deze tentoonstellingen viel me ook op dat ik leek te kiezen voor kunstenaars voor wie de taal, en bij uitbreiding het handschrift, van wezenlijk belang is. Ik had vooral aandacht voor de schriftuur van de kunstenaar en de kunstenaar die tekent met de taal. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan Philippe Vandenberg, maar ook aan Lucassen, Armando, Alechinsky of Jürgen Partenheimer.
Dat had ik nooit eerder opgemerkt. Thierry De Cordier past ook in dit rijtje. Ik begon het overzicht in beide musea overigens met twee boeken die ik maakte voor Thierry De Cordier.
|
|
|
In 1994 verzorgde ik in opdracht van uitgeverij Hayen de uitgave van Mijn Handen, twee gedichten.
In 1995 volgde de luxe-editie van Mes écrits de Cuisine, Vol. 2, een lijvig boek dat helemaal met de hand gemaakt werd. Het eerste volume was in Italië gedrukt en uitgegeven door Yves Gevaert.
Ik zag door deze uitgave de mogelijkheden voor mijn drukpers en collectie loden letters.
Ik heb van het boek ook de eerste ontwerpen bewaard. Die tonen mijn werkwijze. Ik reik de kunstenaars verschillende mogelijkheden aan, letter, corpsgrootte, papier, formaat om hun idee vorm te geven.
Hier toon ik vooral hoe het boek zou kunnen afgewerkt worden, een presentatie die ik kende uit de Franse bibliofilie waarbij de verzamelaar zelf een boekbinder uitzoekt voor zijn exemplaar.
|
|
Thierry De Cordier, Mes Écrits De Cuisine, ou qqs. écrits, en philosophique' du dimanche et autres poètries... (Vol.2), prototype, Hayen, 1995
Exemplaar I/XXX, privé collectie.
Dit exemplaar is het enige niet gebonden exemplaar. Het werd bewaard als een prototype voor de afwerking.
Het bevat alle ongebonden bladen, twee extra schutbladen met aangegeven looprichting, en vier linosneden van Thierry De Cordier.
|
|
|
André du Bouchet |
|
|
Na enkele verkennende uitgaven met Michel Seuphor, Paul Claes en Christine D'haen, verscheen de uitgave die ik zelf als de eerste typische Ergo Pers uitgave beschouw, Overschiet, met gedichten van André du Bouchet en een ets van Ignace de Vos. Het was de eerste keer dat ik een dichter en een kunstenaar samenbracht. Onbedoeld vond ik mijn 'format’, het 'livre de peintre'.
André du Bouchet was hiervoor een aangewezen dichter, hij vertegenwoordigde een generatie kunstenaars die het kunstenaarsboek als uitdrukkingsvorm in hun werk hadden toegelaten. Hij maakte boeken met Alberto Giacometti, Bram van Velde, Tal Coat en vele anderen. Zijn werk is in de loop der jaren prachtig vormgegeven, en in vele bibliofiele edities verschenen.
De confrontatie met kunstenaars liet Du Bouchet nadenken over zijn stijl. Hij zocht naar een 'schilders taal', een 'langue peinture'. Hij was ook de dichter die witregels hun stem gaf. De ruimte tussen woorden en regels. Zijn gedichten worden door hun vorm zelf evenzovele beelden.
Du Bouchet verbleef enkele dagen in de vertrekken van de uitgeverij. Hij sliep er op een geïmproviseerd logeerbed, en daalde af en toe af naar het ondergrondse atelier. Hij wilde 's ochtends het breken van de inkt zien, of een eerste letterproef. En elke ochtend wandelde hij door Gent, om zich onder te dompelen in mist en noorderlicht, en Van Eyck te zien in de kathedraal.
Jan H. Mysjkin was de vertaler van deze eerste uitgave. Na Overschiet met André du Bouchet zouden nog vele uitgaven volgen, een tweede en derde boek met Du Bouchet, uitgaven met Yves Bonnefoy, Jacques Dupin, Pierre Reverdy en vele anderen. Later zou hij voor Ergo Pers ook het werk van Nederlandse dichters naar het Frans vertalen: Gerrit Kouwenaar, Armando, Cees Nooteboom, het is maar een greep.
|
|
|
Frankrijk mag een lange traditie hebben in dit soort kunstenaarsboeken, in de jaren vijftig gaf de Cobra beweging een nieuwe dynamiek aan het genre. Kunstenaars eisten ook de vrijheid op zich op verschillende manieren te uiten, nu eens als schrijver, dan weer als schilder, en werkten vaak samen aan een kunstwerk. Karel Appel maakte boeken met Hugo Claus, en Lucebert maakte boeken met gedichten en etsen van zichzelf. Opvallend is hun eenvoudig uiterlijk. Dat komt ook omdat ze meestal in eigen beheer werden gedrukt en uitgegeven.
Een mooi voorbeeld is Goede morgen haan, een boekje van Gerrit Kouwenaar en Constant. Kouwenaar vertelde me dat het aan de keukentafel van zijn Parijse flat ontstond. Waarbij ze beurtelings een woord of een tekening aan het blad toevoegden.
Vijftig jaar later zou ik beide kunstenaars opnieuw samenbrengen voor een boek, totaal witte kamer, een boek dat voorgesteld werd in het Cobramuseum in Amstelveen.
|
|
|
Pierre Alechinsky en Hugo Claus |
|
|
Pierre Alechinsky was het jongste lid van Cobra. Met Dotremont maakte hij verschillende peintures-mots. Poëtische teksten van bevriende auteurs werden met zijn grafisch werk geïllustreerd. Voor Ergo Pers maakten Alechinsky en Jacques Dupin samen een boek, Lichthouwen. Dit boek zou gevolgd worden door een tweede uitgave met Yves Bonnefoy, De nachtzomer, en een derde met Hugo Claus, Flagrant.
Het zijn drie klassieke Ergo Pers boeken. Vriendschap en ervaring zijn de geruststellende bedding waarin ze ontstaan. Het zijn boeken die zichzelf maken. Ik blijf als uitgever op de achtergrond.
Ook een volgend boek met Hugo Claus kwam bijna als vanzelf tot stand, Licht Overal, met gedichten van Cees Nooteboom. Ook hier vriendschap en ervaring. Voor dit boek benaderde ik Hugo Claus als kunstenaar en vroeg hem om wat tekeningen. Dat Claus en Nooteboom samen een boek maakten was een uitzonderlijke gebeurtenis. Want hoewel ze al een leven lang bevriend waren, was dat nooit eerder gebeurd. Cees Nooteboom schreef twaalf nieuwe gedichten. Hugo Claus maakte er vier etsen bij. De taal van Nooteboom voegt zich als vanzelf bij het speelse en directe van Claus’ inkttekeningen.
Een van de gedichten in Licht Overal, Avond, gaat over Alzheimer. In dat gedicht is een naderend afscheid voelbaar. Maar ook in de tekeningen lijkt het einde nabij. Soms is er een onvaste hand, de speelsheid die het werk van Claus zo kenmerkt, is hier en daar onhandig. Dat maakt Licht overal tot een uniek vriendenboek. Het zou ook het laatste boek worden van Hugo Claus, die enkele maanden na het verschijnen ervan zou overlijden.
|
|
|
Pierre Alechinsky, drie etsen voor De Nachtzomer, L'été de nuit, Ergo Pers 2002
|
|
|
Roland Jooris, Roger Raveel,Raoull dDe Keyser en Lucassen |
|
|
Jaren eerder had ik voor een bevriende uitgever al samengewerkt met Claus voor de uitgave Thuis, dat bij de opening van het Roger Raveelmuseum was verschenen.
Roger Raveel beeldt er zich in een houtsnede af als de tekenende of schrijvende kunstenaar. Of misschien eet hij een taartje. Voor Tegenover het vlak herhaalde hij dit thema in etsvorm. Het boek is een zelfportret van de kunstenaar; zowel de gedichten als de etsen zijn van zijn hand.
Ik wil iets langer stilstaan bij Zoals zijn beelden, een boek met Rutger Kopland en Roger Raveel.
Ook Zoals zijn beelden is een traditioneel livre de peintre. Toch heeft het iets bijzonders.
Kopland schreef gedichten bij het werk van Roger Raveel. Hij koos daarbij werken en thema’s die aansluiting vonden bij de eigen poëtica. Roger Raveel maakte vervolgens etsen bij deze gedichten. Hij deed dat op een vrij directe manier, dit is misschien het enige Ergo Pers boek waarin van illustraties sprake is. De kunstenaar bevraagt in de ander zichzelf. Daardoor ontstaat ook iets uitzonderlijks. Het boek is een synthese van de beeldtaal van Raveel.
In 1966 had Raveel de oude keldergangen van het kasteel in Beervelde met muurschilderingen gedecoreerd. Raveel deed daarbij ook een beroep op de medewerking van drie jongere maar schilderkunstig aan hem verwante kunstenaars, Raoul De Keyser, Etienne Elias en de Nederlander Reinier Lucassen. Met De Keyser maakt ik een klein boekje, Hok, met gedichten van Roland Jooris.
Roland Jooris fluisterde me later in ook Lucassen te benaderen, en dat te doen met een tekst van Francis Ponge. Ik koos voor Vijf Sapates en Lucassen reageerde enthousiast. Het was mijn eerste boek met deze eigenzinnige kunstenaar. Voor een tweede uitgave koppelde ik hem aan Hans Verhagen.
|
|
|
Hans Verhagen en Lucassen |
|
|
Hans Verhagen bekende me eens dat er teveel goede dichters zijn en te weinig uitzonderlijke dichters. Hans Verhagen is een uitzonderlijke dichter. En de uitgave die ik met hem maakte was een uitzonderlijke gebeurtenis.
Bijzonder aan het boek is de eerder aarzelende toenadering tussen dichter en schilder. Bewondering op zoek naar verwantschap.
Toen ik zijn atelier bezocht stond daar de dichter, Hans Verhagen. Rock, hard drugs en een oude vriendschap met Armando. Dat was wat ik van hem wist. Maar het contact was hartelijk en werd snel intens. Al bij dit eerste atelierbezoek kreeg ik van Verhagen twaalf nieuwe gedichten mee. Zomaar, alsof ze op mij hadden liggen wachten. Maar nauwelijks een dag later, nadat hij zich meer in het werk van Lucassen had verdiept, had hij al iets anders voor ogen. En hij herbegon. Aan een nieuwe reeks gedichten, Vesting Holland voegde hij twee oudere cycli toe waarin hij de geest van Lucassen had menen te herkennen. En waarmee hij toenadering zocht tot de schilder.
Lucassen van zijn kant haalde uit de gedichten enkele woorden die hij in de etsen integreerde. Zo viel alles op zijn plaats.
|
|
|
Hanns Schimansky
|
|
Hanns Schimansky, ets voor The Recital, bij gedichten van John Ashbery, Ergo Pers, 2009 |
|
|
In 2009 verscheen bij Ergo Pers een bijzondere dubbeluitgave. John Ashbery en Franck André Jamme vertaalden elkaars werk. Ook deze kunstenaarsboeken liggen gebed in een jarenlange vriendschap. John Ashbery’s The Recital, werd vertaald door Franck André Jamme en La Récitation de l'oubli, van Franck André Jamme werd vertaald door John Ashbery. Hanns Schimansky maakte voor deze boeken twee series van vijf etsen. Beide boeken spiegelen elkaar in deze reeks beelden. Het omslag van beide boeken werd gelicht uit eenzelfde monumentale ets.
|
|
|
Armando |
|
|
Een geval apart. Grand old man van de Nederlandse poëzie, dichter dus, maar ook schilder, tekenaar, violist, televisiemaker en zoveel meer. Een multitalent.
We maakten samen drie boeken, telkens met gedichten en lithografieën van zijn hand.
Voor ons laatste boek, een Duits-Nederlandse uitgave belde hij me op: ‘Rein’, zei hij, ‘ik heb slecht nieuws voor je, ik heb nieuwe gedichten geschreven. Wat denk je?’
Dat werd De stilte / Die Stille. Een monument.
|
|
|
Armando, serie van drie litho's voor De stilte
|
|
|
Ronald Noorman
|
|
Ronald Noorman, lithografie voor Krijtdiertjes, bij gedichten van Wislawa Szymborska, Ergo Pers 2012 |
|
|
Zoals eerder al het geval was met uitgaven met Dan Van Severen, Partenheimer en Lucassen werd voor Sur Place uitgegaan van een bestaande tekst, een reeks gedichten van Hans Faverey. Omdat dit boek gedacht wordt vanuit de kunstenaar, Ronald Noorman, heeft het een bijzondere samenhang. Tekst en beeld versterken elkaar op bijna natuurlijke wijze.
Als uitgever was ik van erg dichtbij betrokken bij het tot stand komen van Sur Place. Dat kwam omdat Noorman voor de reeks etsen die hij zou maken, uitging van bestaande tekeningen. De tekeningen werden in het atelier van Noorman uitgezocht, een vloer bezaaid met tekeningen, waarin series bij elkaar werden gebracht.
Voor een tweede uitgave met Noorman, Negende eeuw, gebeurt dat anders: daar werd het samengaan van woord en beeld, en de keuze uit de tekeningen in overleg met de nog altijd erg levende dichter H.H. ter Balkt gemaakt. Als uitgever blijf ik daarbij veel meer op de achtergrond.
Dat was ook zo bij een derde boek met Ronald Noorman, Krijtdiertjes (Otwornice), met gedichten van Wis?awa Szymborska. Ook daar gebeurde het overleg direct tussen beide kunstenaars en leverde dat een uitzonderlijk boek op. Szymborska zou enkele weken voor het verschijnen van het boek overlijden.
|
|
|
Ronald Noorman, serie van vijf litho's voor Krijtdiertjes
|
|
|
Philippe Vandenberg |
|
|
Exil de peintre is een boek van Philippe Vandenberg. Voor Exil de peintre werkte hij een jaar lang aan een reeks van 64 etsen en schreef La lettre au nègre, een indringende tekst waarin de kunstenaar zichzelf bevraagt.
Opmerkelijk is in Exil de peintre dat het contact met de grafische techniek een nieuwe wending gaf aan het werk van Philippe Vandenberg. De beeldentaal wordt minder getormenteerd, meer gelouterd en uitgepuurd. Het anekdotische uit zijn vroegere werk maakt plaats voor configuraties van een zuiver abstract lijnenspel, met referenties naar Louise Bourgeois, Barnett Newman en anderen.
Op de presentatie van het boek in het Caermersklooster te Gent worden twaalf grote schilderijen getoond uit dezelfde periode. We zien daarin dezelfde beeldtaal. Het grote grijze schilderij met dezelfde titel refereert nadrukkelijk naar een ets uit het boek die bij toeval ontstond, waarbij het bijtende zuur een onverwacht resultaat genereerde.
Het etsatelier als laboratorium, het boek als anti-chambre, het boek als vrijplaats voor experiment.
Wat vooral van belang is: het grafische wordt een essentieel aspect van zijn œuvre, het is vanaf dan een van de talen die hij hanteert.
|
|
|
Philippe Vandenberg, enkele etsen uit Exil de peintre
|
|
|
Jürgen Partenheimer
|
|
De slapende goden | Sueños y otras mentiras,,met tekst van Cees Nooteboom en
lithografieën van Jürgen Partenheimer, Ergo Pers Gent, 2005
. |
|
|
Jürgen Partenheimer is een kunstenaar die zich altijd door middel van het boek uitgedrukt heeft. In al zijn diversiteit: van de tentoonstellingscatalogus, publicaties van eigen teksten tot het klassieke livre de peintre. Partenheimer maakt als weinig andere kunstenaars gebruik van het boek als kunstvorm, als uitdrukkingsmiddel. Van eenvoudige, in het zog van Fluxus uitgegeven boekjes, tot rijk geïllustreerde uitgaven.
In 2005 ontstond in het Italiaanse atelier van de kunstenaar, De slapende goden | Sueños y otras mentiras, waarin het minimalisme van Partenheimer subliem geplaatst werd tegenover de poëzie van Cees Nooteboom. Het boek werd achtereenvolgens gepresenteerd in Bad Homburg bij Frankfurt, in Dresden en Rome. Een wereld ging voor mij open.
Maar eerder, in 2002, was al een kunstenaarsboek van Partenheimer bij Ergo Pers verschenen, À la rêveuse matière, met zeven etsen van Partenheimer en teksten van Francis Ponge. Misschien is dit het belangrijkste boek van Ergo Pers.
Partenheimer tast in À la rêveuse matière de grenzen van de grafische uitdrukking af. Niet alleen gebruikt hij alle bestaande etstechnieken, ook op het vlak van de voorstelling van het beeld tast hij de grenzen af. De ets wordt hier in al zijn verschijningsvormen getoond.
En daarnaast is er de tentoonstelling in het SMAK die de publicatie van À la rêveuse matière begeleidde. Zoals Ponge de taal deconstrueert, en vervolgens weer opbouwt, ontkoppelt Partenheimer in deze tentoonstelling zijn beeldtaal en brengt wat overblijft in een nieuwe constellatie samen. Hij toont er werk op een nooit eerder geziene manier.
Het beeld Weltachse, een sculptuur van gestapelde kubussen, en een houten sculptuur worden losgekoppeld en in een nieuwe samenhang getoond.
Bij de representatie van zijn werk in een museale context gebruikt Partenheimer eenzelfde werkwijze als in het kunstenaarsboek. Het boek als noodzakelijke voorwaarde voor een artistiek universum.
|
|
Jürgen Partenheimer, Weltachse, SMAK 2002 |
|
|
Het is een ideeënwereld die ook doorleeft in volgende tentoonstellingen (The Guise of things in Dortmund, of recentelijk nog The Archive, in München, Den Haag en Vancouver. À la rêveuse matière kreeg er telkens een prominente plek tussen andere kunstenaarsboeken.
Met À la rêveuse matière verscheen voor het eerst ook een niet-typografische omslag. Het omslag is hier een doorlopende vernis-mou ets die de schriftuur van een potloodtekening heel dicht benadert.
Het boek krijgt hiermee nadrukkelijk de identiteit van de kunstenaar.
|
|
Ronald Noorman, lithografie voor de omslag van Krijtdiertjes (Otwornice), bij gedichten van Wislawa Szymborska,
Ergo Pers 2012
|
|
|
Vanaf dan zou ik dit procedé vaak hernemen: de kunstenaar leent zijn schriftuur en bepaalt het uitzicht van het boek. Zo ontwerpen Ronald Noorman, Hanns Schimansky, Karel Dierickx en Johan Tahon in overleg met kunstdrukker en uitgever het omslag.
Voor een volgende uitgave selecteerde ik samen met Hanns Schimansky een aantal gedichten van Giuseppe Ungarettti. Twee minimalistische kunstenaars, twee mensen die ik erg bewonder.
Dat is de toekomst, een artistieke wereld die uitmondt in een boek.
Misschien was Main d’œuvre ook een hulde aan wat voorbij is.
Het boek. Het boek dat een vorm heeft, een tactiele vorm vooral, een boek dat in de hand ligt als een zacht gevouwen doek, dat openvalt en zich laat kennen. Verhalen en gedichten, en kunst.
|
|
|
Bibliografie
Marcel Broodthaers, Un Coup de dés jamais n’abolira le hasard (A throw of the dice will never abolish chance), Wide White Space Gallery, Antwerpen; Galerie Michael Werner, Keulen, 1969.
Ellsworth Kelly, Un Coup de dés jamais n'abolira le hasard, The Limited Editions Club, New York, 1992.
Riva Castleman. A Century of Artists Books, New York, The Museum of Modern Art, 1994.
Yves Peyré, Peinture et poésie : Le dialogue par le livre (1874-2000), Gallimard, Paris 2001.
Rob Perrée, Cover to Cover. A Spectrum of Artists' Books, NAi Publishers Rotterdam/De Beyerd Breda, 2002.
Stefan Gronert and Hank Hine, Leaf, spine, word, sign: Artists books from the workshop of Hank Hine, Kunstmuseum Bonn/Staatliche Kunsthalle/Karlsruhe/Richter Verlag. 1998.
Robert Flynn Johnson, Artists' Books in the Modern Era 1870-2000: The Reva and David Logan Collection of Illustrated Books, Thames & Hudson, San Francisco, London, 2002
|
|
|
Afbeeldingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Thierry De Cordier, Mijn handen, tekening, inkt op papier, privécollectie Gent
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pers H art | Inge Braeckman | Het kunstenaars boek in Roger Raveelmuseum | De tot leven gewekte goden van Rein Ergo
Main d’œuvre in het Roger Raveelmuseum.
Lees het Persbericht van het Roger Raveelmuseum.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|