Ergo Pers Home
  
 

  
  
 
 

'dag stoel naast de tafel' zegt Marc in het beroemde gedicht van Paul van Ostaijen. Eenvoudiger en directer kan het niet, maar wie de dingen zo van alle ballast ontdaan opnieuw en in verwondering kan ontdekken moet veel achter zich laten. Hij moet het vermogen verwerven om onthecht en naakt in de wereld te staan. Ik denk altijd aan het vers van van Ostaijen als ik een meubel van Raf Buedts zie. Zijn stoel en zijn tafel gedragen zich even kaal, even elementair en rudimentair in de kamer als de woorden in dit gedicht. Ze getuigen van de bewuste wil om vanuit een moeizaam bevochten onbevangenheid van vooraf aan te beginnen. Het is het verhaal van het kind dat op een
dag zijn duur en net-echt speelgoed niet meer bekijkt en het veld inloopt, er een stok opraapt en van die stok zijn onvervangbaar wapen maakt, het wapen van zijn verbeelding, het wapen van zijn innerlijke rijkdom, het wapen waarmee men zich sterk genoeg voelt om los van een op prestige en standing gestelde samenleving zijn eigenzinnige weg te gaan.
Het is het verhaal van een kunst die uit haar eigen noodzaak is ontstaan, uit een behoefte om te overleven met de dingen die hun eigen beschouwing zijn. Het is een verhaal dat geen evenwicht verdraagt, een verhaal Van opbouwen vernietiging, van harmonie die wankelt in elk tikkend dreigend ogenblik. Het is een verhaal van nederige trots in zelfgekozen
ballingschap.

Ze hebben iets verzwegen autobiografisch, de meubeldingen van Raf Buedts. Ze hebben afscheid genomen. Van de opgelegde meubelwetten.' Van wat gedicteerd werd. Van de jaren, toen iemand en weer iemand en nog iemand zei: dit is kunst, dit is het schema, hierbinnen wordt gewerkt, dit is schoonheid.
Het verleden dat zij erkennen is geen dwingend gewicht, maar natuurlijke aanwezigheid.
Ze drukken geen nostalgie uit, eerder een verlangen naar bevestiging in altijd durende vertwijfeling.

Ik lees hun titels: Wieg Kinderstoel Nachttafel Lepel Tafel met Bloemen Kniplepel Schildersezel Kapstok Zitblok Nijgen Leunen Schuin Zijwind
Hoe spreek ik ze aan?
We zijn meubels, zeggen ze.
We zijn dingen, zeggen ze.
Ik ben een meubel, denkt het droeve ding.
Ik ben een ding, denkt het droeve meubel.
Noem ons dan meubeldingen, vragen ze.
Er schuilt een mompelende ongrijpbaarheid in dat woord die ons zo eigen is. Iets tautologisch ook. We zijn zo bezig met onszelf, in onszelf. We zijn zo bruikbaar als we onbruikbaar zijn. En eigenlijk zouden we het liefst van onze functie ontslagen worden om gewoon te mogen Zijn, dingen die staan te mijmeren in een vanzelfsprekende afzijdigheid: opengewerkt of compact, het licht opnemend in het hout of gedrongen in onze gestapelde dichtheid.

Ze hebben iets onwennigs, de meubeldingen van Raf Buedts. Hun weerloosheid is hun agressie: ze dagen ergens uit door hun bouwvalligheid, door hun buigzaamheid, door hun machteloosheid, door hun tijdloze voorlopigheid.
Ze lijken te hinken, te haperen, te strompelen, te vallen, te leunen, te hurken, maar bij nader toezien zitten deze 'verstotelingen' stevig in elkaar. In hun anarchie is een inventieve constructieve geest aanwezig.

Raf Buedts werkt met hout, met takken, planken, platen, stokken, latten. Daarnaast gebruikt hij touw, lood, doek, zijde, baksteen, hardsteen en in enkele gevallen neemt hij ook schelpen in zijn meubeldingen op. Hij kerft, snijdt, schaaft, zaagt of splijt het materiaal, álsof hij op die manier de ziel ervan wil tonen. Zijn handwerk beoogt een geestelijk-sensueel tastbaar maken van de materie. Soms heb je het gevoel dat hij de geslotenheid, de zwijgzaamheid ervan wil doorbreken, soms ook lijkt het dat hij ze in een gegeven vorm zo in zichzelf gekeerd mogelijk wil houden. De eenvoud en vanzelfsprekendheid van zijn meubeldingen worden geschraagd door een complexe onder- en binnenbouw.
Zo bevindt zich onder het effen eiken tafelblad een in elkaar gewerkte structuur van rechte en schuine latten, ruwe stokken, knoestige takken. Deze tegenstrijdig bewerkte elementen krijgen hier een samenhang die de geluidloze in stilstand altijd aangezwengelde motor van de tafel vormt. Ze tillen haar op en houden ze aan de grond. Stilstand en beweging.
Lucht en aarde. Gewicht en lichtheid. In elkaar gespannen of gestapelde eenheid van delen: ongaaf beschaafd, gaaf ruwhandig. De idee van het vliegen op een onontschorste stok: een meubel voor die vogel die wij allen in gedachten zijn.

Het is geen kunst, zegt Raf Buedts, het is maar wat rommel, wat brandhout, het is niets.
Zo gaat dat: echte kunst weigert kunst te zijn.
In haar negatie zit haar bevestiging.

  
Roland Jooris
  
 Raphaël Buedts,  Meubels voor een vogel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Galerie Drieghe, april 1982

  
 
 Galerie Drieghe, april 1982 
   
 
   
  E R G O    P E R S    U I T G A V E N   
 
Houtsnede voor Houtaarde

Houtaarde, vijf gedichten van Roland Jooris bij vijf houtsneden van Raphaël Buedts. 28 cm x 35 cm, 48 pagina's.
54 exemplaren gedrukt op Hahnemühle met suite van vijf gesigneerde houtsneden.
Deze cyclus gedichten werd later opgenomen worden in Gekras (Querido, 2001).



H O U T S N E D E N    1    2    3       5

T E K S T

 

 

 

 

 copyright © ergo pers 2003
site design by Zeuxis